Waarom niet voluit gaan bij intervaltraining?
Veel hardlopers denken dat intervaltraining pas
effectief is als je elke herhaling op maximale snelheid loopt. Maar juist voor
recreatieve lopers die wekelijks tussen de 25 en 60 kilometer trainen, kan het
verstandig zijn om nét onder je maximale tempo te blijven.
“Wat zegt-ie nou?”, hoor ik je denken. Het traditionele beeld
van een intervaltraining is dat je voluit gaat. Hard, en het liefst nog harder.
En nu krijg je het advies om dat maar af en toe te doen. Daar speelt een beetje
karakter en wat wetenschap in mee. Ja, ik ben een coach en trainer die er graag
voor zorgt dat je op de lange termijn heel blijft. Ik ben eerder wat
voorzichtig dan dat ik er voluit in vlieg.
Als je onder je maximum loopt, betekent dat dat je hardloopt
op een intensiteit net onder je anaerobe drempel. Dat is het punt waarop je
lichaam nog efficiënt zuurstof gebruikt en melkzuur zich nog niet ophoopt. Door
op dit niveau te trainen, verbeter je je uithoudingsvermogen, looptechniek en
herstelvermogen, zonder jezelf telkens volledig uit te putten. Dat is toch een
mooie boodschap? Wel volop effect, en hopelijk blijf je lang trainen én plezier
houden in het hardlopen.
Zet het vaste beeld van een intervaltraining uit je hoofd
waarin je aan het eind helemaal gesloopt moet zijn. Denk in effectiviteit en in
goed herstel ná die submaximale training. Er zijn nog een paar voordelen. Ik
pak er drie uit — maar er zijn er meer:
- Betere trainingskwaliteit: Je kunt meer herhalingen doen met goede techniek.
- Sneller herstel: Minder extreme vermoeidheid betekent dat je sneller klaar bent voor je volgende training.
- Mentale rust: Ik heb lopers gehad die aan mij vroegen: “Moet dat nou, die interval?” Ja, een interval is een goed, zelfs uitstekend ingrediënt voor je opbouw. Maar niet elke training hoeft een gevecht te zijn. Niet-maximale intervallen voelen uitdagend én beheersbaar.
Ga je binnenkort weer een intervaltraining doen? Overweeg dan
de bovenstaande aanpak. Succes!